Antistoffen

Antistoffen (immunoglobulinen, antigenen of antilichamen) zijn reacties (eiwitmoleculen) op binnengedrongen ziektekiemen. Ze zijn door het eigen afweersysteem van het lichaam geproduceerd. De meest voorkomende ziektekiemen zijn bacteriën, virussen, schimmels en parasieten.

Hoe worden ziektekiemen overgedragen?

  • door het inademen van lucht
    • bijvoorbeeld bij hoesten of niezen
  • via de mond
    • zoals bij voedsel of drank
  • via kapotte huid en slijmvliezen
    • bijvoorbeeld bij een wondje
  • via bloed
    • bijvoorbeeld bij een prikaccident
  • via sperma of vaginaal vocht
    • seksueel overdraagbaar

Hoe werkt het afweersysteem?

24 uur per dag, 7 dagen in de week, is het lichaam bezig met ziektekiemen onschadelijk te maken. Het lichaam kan op verschillende manieren deze strijd aangaan. Het afweersysteem is het verdedigingsmechanisme tegen deze micro-organismen.

Verschillende manieren om ziekteverwekkers af te weren zijn,
  • allereerst zijn het de huid en de slijmvliezen die een barrière vormen
    • ongewenste stofjes en micro-organismen worden tegengehouden
    • door de talg vanuit de talgkliertje is de huid vettig
      • hierdoor waterafstotend en beschermingslaag tegen ziektekiemen
    • zweetklieren zorgen voor een zure omgeving waar ziektekiemen niet tegen kunnen
    • slijmvlies is een vochtige omgeving met stofjes die zich keren tegen ziekteverwekkers
      • zoals speeksel, traanvocht in de ogen, vaginale afscheiding en urine in de plasbuis
  • een tweede barrière is te vinden in het spijsverteringskanaal
    • via voedsel komen dagelijks ziektekiemen in de maag terecht
      • het maagzuur vernietigd deze micro-organismen
  • in de luchtwegen houden de trilhaartjes en het slijm de ziektekiemen tegen
  • in het bloed bevinden zich witte bloedcellen (leukocyten) die ziektekiemen aanvallen en doden
    • de meeste besmettingen gaan ongemerkt voorbij
    • als een ziektekiem toch doorbreekt, dan ontstaat een infectie
  • een ander verdedigingsmechanisme zijn de lymfocyten
    • zijn de witte bloedcellen in het lymfestelsel
      • T – lymfocyt → cellulaire afweer
        • vernietigen van ziektekiem in een cel (virus)
      • B – lymfocyt → humorale afweer
        • vernietigen ziektekiemen in het lichaamsvocht (zoals bloed, lymfe, weefselvloeistof)
Het immuunsysteem is onder te verdelen in 2 vormen
a-specifieke afweer
  • door de witte bloedcellen, granulocyten en macrofagen
    • deze bloedlichaampjes komen in actie als een ziektekiem het lichaam binnendringt
specifieke afweer
  • door de witte bloedcellen, B-lymfocyten en de T-lymfocyten
    • wordt door de a-specifieke afweer geactiveerd
      • ter bestrijding van een specifieke ziekteverwekker

Hoe ontstaat een ontsteking?

  • besmetting
    • bij het binnendringen van een ziektekiem in het lichaam zal het afweersysteem in verweer komen
      • de granulocyten en macrofagen zijn de witte bloedcellen die in actie zullen komen
  • infectie
    • als een ziektekiem toch weet door te breken, zullen ze zich gaan vermenigvuldigen en verspreiden
      • de granulocyten proberen de ziektekiemen “op te eten” (fagocytose)
      • de macrofagen ruimen de resten van dode granulocyten en ziektekiemen op
  • incubatietijd
    • tijd tussen de besmetting en het ontstaan van de ontsteking
  • ontsteking
    • reactie van het menselijk lichaam op de infectie
      • verschijnselen zijn roodheid, warmte, zwelling, pijn, verstoorde functie
        • bij roodheid en warmte neemt de doorbloeding toe
        • zwelling door toename van weefselvocht
        • pijnprikkel is een alarm signaal
      • er kan ophoping van pus (abces) ontstaan
        • dode witte bloedcellen, ziektekiemen en weefselvocht
          • een sterk ruikende, gelige vloeistof

Hoe ontstaan antistoffen in het lichaam?

Antistoffen worden gemaakt door de B-lymfocyten. Lymfocyten worden gevormd in het beenmerg en rijpen uit in de lymfeklieren. Lymfocyten herkennen lichaamsvreemde stoffen en kunnen deze vernietigen. Vervolgens maken ze antistoffen aan.

  1. doormaken van een ziekte
    1. kan immuniteit opleveren
      1. soms is dit blijvend
    1. maar in sommige gevallen is er sprake van geen immuniteit
  2. vaccinatie of actieve immunisatie
    1. hierbij wordt via een injectie een dode of verzwakte ziektekiem (bacterie of virus) toegediend
      1. het lichaam gaat als reactie hierop antistoffen aanmaken
  3. passieve immunisatie
    1. kant-en-klare antistoffen worden geïnjecteerd
      1. het lichaam is direct immuun.
    1. deze antistoffen zijn afkomstig uit een ander lichaam

In een paar maanden tijd kunnen de antistoffen verdwijnen uit het bloed. Maar het immuunsysteem heeft een geheugen. Bij het binnendringen van de bewuste ziekteverwekkers (pathogenen) zal het immuunsysteem deze herkennen. Antistoffen worden dan weer aangemaakt.

Hoe zorg je voor een goed afweersysteem?

  • zorg voor voldoende rust en slaap
  • voorkom zoveel mogelijk stress
  • zorg voor een gezond gewicht
    • voorkom overgewicht of ondergewicht
  • wees alert op hygiëne
  • dagelijks voldoende bewegen in de buitenlucht
    • bijvoorbeeld iedere dag een uurtje wandelen
    • voorkom zware lichamelijke inspanning
  • zorg voor voldoende, gezonde en gevarieerde voeding
    • voedingsvezels zijn belangrijk voor de darmmicrobiota (de goede bacteriën in de darmen)
      • eet dagelijks volkoren producten, groenten, fruit en peulvruchten
      • zorg voor voldoende eiwitten
        • zijn nodig voor de aanmaak van antistoffen
      • vitamine A, C en D ondersteunen het immuunsysteem
  • niet roken
  • geen alcohol

Hoe werkt een vaccinatie?

Een vaccin wordt meestal geïnjecteerd.

  • sommige vaccinaties geven een levenslange bescherming
  • soms vermindert het aantal antistoffen na een paar maanden tot jaren
    • opnieuw vaccineren is dan noodzakelijk
  • het kan voorkomen dat een vaccinatie het immuunsysteem niet genoeg stimuleert
    • het lichaam is dan niet of onvoldoende beschermt tegen ziektekiemen
  • ernstige bijwerkingen zijn zeldzaam
  • lichte bijwerkingen zijn,
    • matige koorts
    • roodheid of zwelling op de plek van de injectie
    • stijfheid, spierpijn ter hoogte van de injectieplaats
  • bijwerkingen verdwijnen meestal spontaan na enkele dagen

Welke vaccinaties bestaan er?

  • kinderen krijgen bij 3, 5 en 11 maanden oud de volgende vaccinaties,
    • difteriekinkhoesttetanuspolio (DKTP)
    • hib-ziekte
    • hepatitis B
    • pneumokokkenziekte
  • bij 14 maanden oud wordt het aangevuld met,
    • bofmazelenrode hond (BMR)
    • meningokok bacterie: A, C, W en Y
  • op 4 jarige leeftijd krijgen kinderen
    • DKTP
  • en bij 9 jarige leeftijd
    • DTP + BMR
  • meisjes van 12 en 13 jaar krijgen
    • HPV (baarmoederhalskanker)
  • op 14 jarige leeftijd
    • meningokok A, C, W en Y

Daarnaast zijn er nog ,

  • reizigers-vaccinaties
    • difterie-tetanus-polio (DTP)
    • hepatitis A
    • gele koorts
    • buiktyfus
  • hepatitis B vaccinatie wordt toegediend bij mensen die in de hulpverlening werkzaam zijn
  • influenza (griep) vaccinatie wordt toegediend bij kwetsbare ouderen en chronische zieken

Interessante weetjes over antistoffen

Definitie: Antistoffen, ook bekend als immunoglobulinen (Ig), zijn eiwitten geproduceerd door het immuunsysteem in reactie op antigenen (lichaamsvreemde stoffen zoals bacteriën, virussen en andere pathogenen).

Structuur: Antistoffen zijn Y-vormige eiwitten bestaande uit vier polypeptideketens: twee zware ketens en twee lichte ketens. Deze ketens zijn verbonden door disulfidebruggen.

Functie: De belangrijkste functie van antistoffen is het herkennen en neutraliseren van specifieke antigenen. Ze kunnen antigenen direct neutraliseren door zich eraan te binden, of ze kunnen immuuncellen activeren om de antigenen te vernietigen.

Immunoglobulineklassen: Er zijn vijf hoofdklassen van immunoglobulinen: IgG, IgA, IgM, IgE en IgD. Elke klasse heeft verschillende functies en rollen binnen het immuunsysteem.

IgG: IgG is de meest voorkomende antistof in het bloed en verantwoordelijk voor langdurige immuniteit. Het kan de placenta passeren en zo bescherming bieden aan de foetus.

IgA: IgA wordt voornamelijk aangetroffen in slijmvliezen, zoals in de darmen, longen en speeksel. Het beschermt tegen infecties aan oppervlakken die in contact komen met de buitenwereld.

IgM: IgM is de eerste antistof die wordt geproduceerd in reactie op een nieuw binnendringend antigeen. Het komt vaak voor als pentameer (vijf eenheden) en speelt een belangrijke rol bij de initiële immuunrespons.

IgE: IgE is betrokken bij allergische reacties en beschermt tegen parasitaire infecties door het activeren van immuuncellen zoals mestcellen en basofielen.

IgD: IgD is betrokken bij het reguleren van de activiteit van B-cellen in het immuunsysteem. De precieze rol ervan is nog niet volledig begrepen.

Vaccinaties: Vaccinaties werken door het stimuleren van het immuunsysteem om specifieke antistoffen te produceren tegen ziekteverwekkers, waardoor immuniteit wordt opgebouwd zonder dat iemand daadwerkelijk ziek wordt.

Scroll naar boven